Ik nam je mee, zomaar

Ik nam je mee, zomaar. Ik liet je lachen, soms heel zachtjes, soms heel hard. Zo’n kleine gniffel gevolgd door een kus. Een schatterlach gevolgd door een stomp tegen mijn schouder. Ik liet je doen verbazen, over die jongen die je een half uur geleden ontmoet had. Die jongen die je mee naar huis nam, die jongen die je deed doen lachen.

Ik maakte je opgewonden, met kleine kusjes in je nek. Heftige krassen achterlatend op je rug terwijl ik zachtjes toch iets te hard aan je haren trok. Ik ging langzaam met mijn vingers over je zij, langzaam, beetje bij beetje, naar onder. Waarna ik plots een raar geluid maakte en je een stomp gaf in je maag. Zonder moeite liet ik je mij beet pakken, je hand rond mijn middel, knijpend in mijn zij. Mijn lippen langzaam schurend over de jouwe, onze adem verwikkeld in hitte en passie. Ik maakte je opgewonden, met een kreun.

Het gevoel van euforie als je jezelf verloor in het spel, waarna je wist dat je de winnaar was. Dat je niks meer fout kon doen en elke beweging een stap was naar je triomf. Die blik in je ogen bij elke draai en elke aanraking, die blik van verwarring toch genot. Waarna het oversloeg in ongeloof zodra jouw sap het startblok verliet en met moeite de finish niet probeerde te doen bereiken. Maar waarna het bereik van het einde pas een begin was van het geluk.

Langzaam zakte je in, een hand tussen mijn benen, de ander langzaam strelend langs mijn wang. Verloren in hetgeen waarvoor je kwam, maar gewonnen in datgeen wat je niet verwachtte. Ik sprak je aan, nam je mee, en liet je weer gaan, zomaar.